‘Slang’-namen van vaak misbruikte opioïden: China white (- of 3-methyl-fentanyl), 3s and 4s (codeïne), loads, packs (codeïne en glutethimide), H, horse, junk, smack (heroïne), speedball (heroïne met amfetamine of cocaïne), Dolly (methadon), M, Emma (morfine), perks (oxycodon), blues (oxymorfon), Ts and blues (pentazocine en tripelennamine) (4).
Mainlining is de veel gebruikte combinatie van heroine met cocaine.
Opioïden zijn analgetica, die (in de vorm van opium) hun oorsprong vinden in het melksap van de Papaver somniferum (1). De opioïden kunnen worden onderscheiden in opioïdagonisten en partieel agonisten/antagonisten. De opioïdagonisten kunnen op hun beurt worden onderverdeeld in de opiumalkaloïden en de (semi)synthetische opioïdagonisten (zie tabel I)(2). Er bestaat verwarring over het gebruik van de termen opiaten en opioïden. De term opiaten refereert oorspronkelijk aan natuurlijk verkregen opiumderivaten, terwijl de term opioïden refereert aan (semi)synthetische verbindingen met farmacologische effecten gelijkend op opium. De farmaceutische technologie is echter dermate veranderd dat heden ten dage elk opiaat synthetisch kan worden verkregen, zodat onderscheid tussen beide termen niet meer van toepassing is (3). Derhalve zal in dit schrijven worden gesproken over opioïden.
Opiumalkaloïden |
Semisynthetische opiaatagonisten |
Synthetische opioïdagonisten |
Morfine Codeïne Opium
|
Buprenorfine Hydromorfon Nalbufine Oxycodon Hydrocodon Dihydrocodeine Dextromethorfan Heroine |
Alfentanil Tramadol Fentanyl Pethidine Methadon Piritramide Sufentanil Nicomorfine Dextropropoxyfeen Dextromoramide Pentazocine Remifentanyl Tapentol |
De verschillende opioïden hebben allen een vergelijkbaar werkingsmechanisme, maar verschillen onderling qua snelheid, mate en duur van het analgetisch effect, het optreden van bijwerkingen en de kans op gewenning. De farmacologische effecten van opioïdagonisten worden bewerkstelligd door aangrijpen op opioïdreceptoren. Deze opioïdreceptoren zijn onder te verdelen in tenminste 4 subtypen: mu (μ), kappa (κ), delta (δ) en sigma (σ). Hieronder volgt een overzicht van de effecten bij stimulatie van deze receptoren. Alle opioïdagonisten hebben een grote affiniteit voor de μ-receptoren, een wisselende activiteit voor de δ- en κ-receptoren en nagenoeg geen voor de σ-receptoren (4).
Tabel II: Effecten stimulatie opioïdreceptoren (4)
μ |
κ |
δ |
σ |
|
|
|
|
Bij overdosering van de verschillende opioïden zijn het klinisch beeld en de gewenste therapie vergelijkbaar (1). Onderscheid kan gemaakt worden tussen acute en chronische intoxicatie met opioïden. Hier zal niet worden ingegaan op de verslavingsproblematiek van opioïden (chronische intoxicatie), maar zal besproken worden hoe een acute intoxicatie gediagnosticeerd en behandeld wordt.
De in Nederland geregistreerde opioïden zijn weergegeven in de onderstaande tabel (2).
Generiek |
Specialité |
Toxiciteit |
Ref. |
Alfentanil |
Rapifen |
|
|
Buprenorfine |
Temgesic |
|
|
Codeïne |
|
dosis >1 mg/kg |
(1) |
Dextromethorfan |
Darolan |
|
|
Dextromoramide |
Palfium |
letale dosis >100 mg p.o. / >15-25 mg i.v. |
(5) |
Dextropropoxyfeen |
Depronal |
Dosis >10 mg/kg |
|
Fentanyl |
Durogesic |
Cplasma >34 ng/ml: verlies van bewustzijn |
(5) |
Hydromorfon |
Palladon |
letale Cbloed >0,1 mg/l (n=12) |
(5) |
Methadon |
Pinadone, Symoron |
dosis >40-60 mg |
(6) |
Morfine |
Sevredol, Kapanol, MS Contin, Noceptin |
dosis >0,1 mg/kg |
(1) |
Nalbufine |
Nubain |
|
|
Nicomorfine |
Morzet, Vilan |
|
|
Oxycodon |
OxyContin, OxyNorm |
letale Cbloed >4 mg/l, echter ook 2 cases met 0,6 en 0,7 mg/l |
(5) |
Pentazocine |
Fortral |
inname 150mg + 50mg tripelenamine: MI |
(5) |
Pethidine |
|
|
|
Piritramide |
Dipidolor |
|
|
Remifentanil |
Letale dosis niet bekend |
|
|
Sufentanil |
Sufenta |
|
|
Tapentadol |
Palexia |
Letale dosis niet bekend |
|
Tramadol |
Tramagetic, Tramal |
kind 6 mnd: 100mg rectaal / 2,0 mg/l (cerebrosp.) / 20 mg/l (urine) |
(5) |
Bij een intoxicatie met het zeer verslavende heroïne dient rekening gehouden te worden met de mogelijkheid van een dubbelintoxicatie doordat heroïne meestal versneden is met andere stoffen. Het heroïnegehalte van in Nederland verkrijgbare ‘straat’- heroïne varieert meestal tussen de 20-80%. Het wordt versneden met verschillende stoffen als coffeïne, paracetamol, suikers, papaverine, noscapine, fenobarbital, diazepam, strychnine, kinine, cocaïne, amfetamine, fenacetine, indometacine en gluthetimide (5).
-
Opioïd |
BB (%) |
Vd (l/kg) |
Eiwit-binding (%) |
t1/2 |
tmax |
Excretie (%) |
|
Renaal |
Hepatisch |
||||||
Alfentanil |
- |
0,4-1,0 |
90 |
90-110 min |
Direct |
100 (0,2% onver.) |
- |
Buprenorfine |
50-70 oromuco-saal 90-100 i.m. |
- |
95 |
3-4 h |
4-5 min i.v. / 30-60 min i.m. |
15-27 |
68-71 |
Codeïne |
60 oraal/ rectaal |
3,5 |
7-25 |
3-4 h |
1-2 h |
>95 (5-17% onver.) |
- |
Dextromethorfan |
|
|
|
2-4 h (45 uur bij CYP2D6 PM) |
1,5-2,5 h |
|
|
Dextromoramide |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
Dextropropoxyfeen |
Goede orale absorptie |
- |
- |
12-15 h / 25-40 h norprop. |
- |
100 |
- |
Fentanyl |
90 transder.; 25 oraal / oromuco-saal |
4,0 |
85 |
2-4 h |
<30 min i.m. |
85 (6% onver.) |
|
Heroïne |
- |
25 |
40 |
60-90 min / |
10 min i.m. |
(0,1 onver.) |
|
Hydromorfon |
32 oraal |
1,2 |
- |
1,5-4 h |
1,5-2 h oraal |
vnl. renaal (6 onver.) |
- |
Methadon |
Goede orale absorptie |
- |
90 |
13-47 h |
4 h oraal; |
40 |
10-45 |
Morfine |
25-40 oraal; |
3-4 |
34-37,5 |
1,9-2,6 h; Overdosis (2500 mg CR): 22 h / |
<1 h i.m./s.c. |
90 (8,5-12 onver.) |
7-10 |
Nalbufine |
6-20 oraal |
2,9-14,4 |
- |
2-7,5 h |
2-3 min i.v.; 0,5 h i.m. |
vnl. renaal |
- |
Nicomorfine |
- |
- |
- |
- |
Direct na i.v.; |
- |
- |
Oxycodon |
- |
- |
40 |
2-3 h; |
1,5 h oraal |
33-61 (13-19% onver.) |
- |
Pentazocine |
<20 |
|
60 |
2-3 h |
1-3 h oraal / rectaal; |
vnl. renaal (5-23% onver.) |
Deel via gal |
Pethidine |
50-60 |
- |
60 |
2-4 h / 15-20 norpeth. |
1-2 h oraal; |
vnl. renaal |
- |
Piritramide |
- |
- |
- |
2-12 h |
15 min i.m. |
- |
vnl. via feces |
Remifentanil
|
- |
0,35 |
70 |
3–10 min |
Direct na IV |
Vnl. Renaal
|
|
Sufentanil |
- |
2,9 |
92,5 |
2,5 h |
<10 min epiduraal |
vnl. renaal |
- |
Tapentadol
|
32% door groot first-pass-effect |
7,7 |
20 |
omhulde tablet: 4h; |
omhulde tablet: 1,25h, ca. 3h na voedsel; retardtablet: 3–6h |
Vnl. renaal (3% onveranderd) |
|
Tramadol |
60-95 |
2,6-2,9 |
20 |
6 h; 16 h CR |
1 h oraal; |
vnl. renaal |
- |
De belangrijkste effecten die optreden bij een opioïdintoxicatie zijn onder te verdelen in effecten op verschillende orgaansystemen (zie Tabel V).
Tabel V: Indeling fysiologische effecten opioïdintoxicatie op orgaansysteem (5)
Centraal zenuwstelsel |
Respiratoir |
Cardiovasculair |
Gastro-intestinaal |
|
|
|
|
Tabel VI Aandachtspunten van specifieke opioïden (10)
Buprenorfine |
Partiële opioïdagonist, kan onttrekking veroorzaken bij chronische gebruikers |
Dextromethorfan |
Serotonine syndroom |
Fentanyl |
Zeer kortwerkend |
Hydrocodon |
Vaak in combinatie met paracetamol |
Pethidine |
Insulten, serotonine syndroom (i.c.m. andere middelen, zie blz. 6) |
Methadon |
Zeer langwerkend, QTc-verlenging, torsade de pointes |
Oxycodon |
Vaak gecombineerd met paracetamol, mogelijk QTc-interval verlenging |
Tramadol |
Insulten |
Indien miosis afwezig is, wil dit niet zeggen dat een opioïdintoxicatie uitgesloten is. Gebruikers van pethidine kunnen zich presenteren met normale pupillen, alsmede de inname van andere middelen (sympathomimetica of anticholinergica) kunnen ervoor zorgen dat de pupillen normaal of groot zijn (10). Daarnaast kunnen verwardheid, hoofdpijn, spierspasmen en jeuk voorkomen. Bij kinderen kunnen tevens convulsies ontstaan. |
Metabole veranderingen zoals hypoglycemie, hyponatriëmie, hypernatriëmie, hypercalciëmie, hypoxie, hypothermie en hypothyreoïdie.
Geneesmiddelen zoals antidepressiva, anti-epileptica, CO, cholinergica, fenothiazine, clonidine, tetrahydrozoline en andere imidazoolderivaten kunnen ook coma, miosis en ademhalingsdepressie veroorzaken.
Pinpoints: opiaten of organofosfaten, thiocarbamaten en ander parasympathicomimetica.
Patiënten met een clonidine of valproaat intoxicatie kunnen soms reageren op naloxon, maar meestal minder goed en minder snel dan bij een opioïdintoxicatie (4).
Indien het gebruik/misbruik van opioïden kwalitatief dient te worden vastgesteld, is een immunoassay mogelijk. Wanneer tevens de kwantiteit van het betreffende middel vastgesteld dient te worden, zijn chromatografische methoden (GC/MS, HPLC/UV, HPLC/MS) noodzakelijk. Men dient zich bij de interpretatie van de urinespiegels te realiseren, dat urine een afgeleid compartiment is (afhankelijk van o.a. metabolisme en vochtinname), zodat er geen eenduidige relatie bestaat tussen de gevonden concentratie en de ingenomen hoeveelheid van het betreffende middel (7).
Benodigd voor het kwalitatief bepalen van opioïden:
Medium : urine/bloed
Methode : immuno-assay, bevestiging en differentiatie met chromatografie en evt. massadetectie
Benodigd voor het kwantitatief bepalen van opioïden:
Medium : bloed
Methode : HPLC/UV, HPLC/MS; in serum ook immunoassay semikwantitatief
Het is zinvol in de urine een totale DOA (drugs of abuse)-screening en alcohol bepaling uit te voeren.
Therapie
Na orale inname (1):
Toediening antidotum naloxon (1;2;5;9):
Voorts dienen de vitale functies tijdens de behandeling te worden gemonitord. De behandeling van eventuele complicaties is symptomatisch (1).
Cave: bij methadonintoxacatie vallen de meeste doden tijdens hun slaap.
Combinatie van een irreversibele MAO-remmer of een SSRI met een serotonerg opioïd zoals pethidine, tramadol of dextromethorfan kan resulteren in een serotonine syndroom.
Body packing
Een bolletjesslikker (‘body packer’) is iemand die drugs, met name heroïne of cocaïne, verpakt in rubber of plastic, in zijn of haar lichaam vervoert om te smokkelen. Bij bolletjesslikkers kunnen zich klachten voordoen door intestinale obstructie of perforatie door de bolletjes; ook kunnen zij systemische intoxicatieverschijnselen krijgen door vrijkomen van de drugs: body-packersyndroom. Indien de inhoud van één of meer bolletjes vrijkomt, leidt dit tot een systemische cocaïne- of heroïne-intoxicatie. Ieder afzonderlijk bolletje bevat ongeveer 8-10 g cocaïne of heroïne, een hoeveelheid die bij vrijkomen in het lichaam zonder behandeling de dood tot gevolg zal hebben (11).
Diagnostiek (bij bolletjes slikken)
Therapie (bij bolletjes slikken)
S.N. Bouwman, F.E.R.M. Schreurs
G.H.H. Knarren (4e revisie, april 2015)
Geen bijlagen.
2e versie (okt 2007): toegevoegd aan therapie - Toediening antidotum naloxon: laatste bullet:
“Als een heroine-cocaine combinatie….”
3e revisie (jan 2010): dextromethorfan toegevoegd, enkele spelfouten verbeterd.
4e revisie (april 2015): remifentanil, tapentadol toegevoegd als nieuw verkrijgbare middelen, uitbreiding onder diagnostiek (tabel aandachtspunten, bloedgas, ecg, x-thorax, lab), therapie: dosering naloxon aangepast, kopje body packing uitgebreid.