• Over toxicologie.org
  • Monografieën
  • Wijzigingen
  • Antidota
  • Meld een intoxicatie!
  • Aanbevolen literatuur
  • Colofon
  • Sign In

Opioïden

Laatst bijgewerkt:
maandag 18 juni 2018 13:28:00
Document: NVICopioiden revisie_ apr 2014.docx
Synoniemen

‘Slang’-namen van vaak misbruikte opioïden: China white (- of 3-methyl-fentanyl), 3s and 4s (codeïne), loads, packs (codeïne en glutethimide), H, horse, junk, smack (heroïne), speedball (heroïne met amfetamine of cocaïne), Dolly (methadon), M, Emma (morfine), perks (oxycodon), blues (oxymorfon), Ts and blues (pentazocine en tripelennamine) (4).

Mainlining is de veel gebruikte combinatie van heroine met cocaine.

  • Top
  • Algemeen
  • Preparaten
  • Toxische dosis
  • Kinetiek
  • Klinisch beeld
  • Differentiaaldiagnose
  • Bloedspiegelbepaling
  • Overige diagnostiek
  • Therapie
  • Auteurs
  • Literatuur
  • Bijlagen
  • Revisie

Algemeen

Opioïden zijn analgetica, die (in de vorm van opium) hun oorsprong vinden in het melksap van de Papaver somniferum (1). De opioïden kunnen worden onderscheiden in opioïdagonisten en partieel agonisten/antagonisten. De opioïdagonisten kunnen op hun beurt worden onderverdeeld in de opiumalkaloïden en de (semi)synthetische opioïdagonisten (zie tabel I)(2). Er bestaat verwarring over het gebruik van de termen opiaten en opioïden. De term opiaten refereert oorspronkelijk aan natuurlijk verkregen opiumderivaten, terwijl de term opioïden refereert aan (semi)synthetische verbindingen met farmacologische effecten gelijkend op opium. De farmaceutische technologie is echter dermate veranderd dat heden ten dage elk opiaat synthetisch kan worden verkregen, zodat onderscheid tussen beide termen niet meer van toepassing is (3). Derhalve zal in dit schrijven worden gesproken over opioïden.

 

Tabel I: Onderscheid opioïdagonisten (2;4)

Opiumalkaloïden

Semisynthetische opiaatagonisten

Synthetische opioïdagonisten

Morfine

Codeïne

Opium

 

Buprenorfine

Hydromorfon

Nalbufine

Oxycodon

Hydrocodon

Dihydrocodeine

Dextromethorfan

Heroine

Alfentanil                    Tramadol

Fentanyl                      Pethidine

Methadon                    Piritramide

Sufentanil                    Nicomorfine

Dextropropoxyfeen     

Dextromoramide

Pentazocine

Remifentanyl

Tapentol

 

De verschillende opioïden hebben allen een vergelijkbaar werkingsmechanisme, maar verschillen onderling qua snelheid, mate en duur van het analgetisch effect, het optreden van bijwerkingen en de kans op gewenning. De farmacologische effecten van opioïdagonisten worden bewerkstelligd door aangrijpen op opioïdreceptoren. Deze opioïdreceptoren zijn onder te verdelen in  tenminste 4 subtypen: mu (μ), kappa (κ), delta (δ) en sigma (σ). Hieronder volgt een overzicht van de effecten bij stimulatie van deze receptoren. Alle opioïdagonisten hebben een grote affiniteit voor de μ-receptoren, een wisselende activiteit voor de δ- en κ-receptoren en nagenoeg geen voor de σ-receptoren (4).

 

Tabel II: Effecten stimulatie opioïdreceptoren (4)

μ

κ

δ

σ

  • Supraspinale analgesie
  • Ademhalingsdepressie
  • Euforie
  • Fysieke afhankelijkheid
  • Spinale analgesie
  • Miosis (pinpoint pupils)
  • Sedatie
  • Affectief gedrag
  • (analgesie)
  • Dysforie
  • Hallucinaties
  • Ademhalingsprikkeling
  • Stimulatie vasomotore centra

 

Bij overdosering van de verschillende opioïden zijn het klinisch beeld en de gewenste therapie vergelijkbaar (1). Onderscheid kan gemaakt worden tussen acute en chronische intoxicatie met opioïden. Hier zal niet worden ingegaan op de verslavingsproblematiek van opioïden (chronische intoxicatie), maar zal besproken worden hoe een acute intoxicatie gediagnosticeerd en behandeld wordt.

Preparaten

De in Nederland geregistreerde opioïden zijn weergegeven in de onderstaande tabel (2).

Tabel III: Overzicht opioïden en toxiciteit

Generiek

Specialité

Toxiciteit

Ref.

Alfentanil

Rapifen

 

 

Buprenorfine

Temgesic

 

 

Codeïne

 

dosis >1 mg/kg
Cplasma > 0,2 mg/l

(1)
(1)

Dextromethorfan

Darolan

 

 

Dextromoramide

Palfium

letale dosis >100 mg p.o. / >15-25 mg i.v.

(5)

Dextropropoxyfeen

Depronal

Dosis >10 mg/kg

 

Fentanyl

Durogesic

Cplasma >34 ng/ml: verlies van bewustzijn

(5)

Hydromorfon

Palladon

letale Cbloed >0,1 mg/l (n=12)
letale Cbloed 0,5 mg/l en 1,2 mg/l (2 cases)

(5)
(5)

Methadon

Pinadone, Symoron

dosis >40-60 mg
initiële dosis >15-30 mg: ademhalingsdepr.
letale Cbloed =2,1  µmol/l

(6)
(5)

Morfine

Sevredol, Kapanol, MS Contin, Noceptin

dosis >0,1 mg/kg
Cplasma > 0,05 mg/l
letale dosis >120 mg

(1)
(1)
(6)

Nalbufine

Nubain

 

 

Nicomorfine

Morzet, Vilan

 

 

Oxycodon

OxyContin, OxyNorm

letale Cbloed >4 mg/l, echter ook 2 cases met 0,6 en 0,7 mg/l

(5)

Pentazocine

Fortral

inname 150mg + 50mg tripelenamine: MI

(5)

Pethidine

 

 

 

Piritramide

Dipidolor

 

 

Remifentanil

Letale dosis niet bekend

 

Sufentanil

Sufenta

 

 

Tapentadol

Palexia

Letale dosis niet bekend

 

Tramadol

Tramagetic, Tramal

kind 6 mnd: 100mg rectaal / 2,0 mg/l (cerebrosp.) / 20 mg/l (urine)

(5)

 

Bij een intoxicatie met het zeer verslavende heroïne dient rekening gehouden te worden met de mogelijkheid van een dubbelintoxicatie doordat heroïne meestal versneden is met andere stoffen. Het heroïnegehalte van in Nederland verkrijgbare ‘straat’- heroïne varieert meestal tussen de 20-80%. Het wordt versneden met verschillende stoffen als coffeïne, paracetamol, suikers, papaverine, noscapine, fenobarbital, diazepam, strychnine, kinine, cocaïne, amfetamine, fenacetine, indometacine en gluthetimide (5).

Toxische dosis

-

Kinetiek

 

Opioïd

BB (%)

Vd

(l/kg)

Eiwit-binding (%)

t1/2

tmax

Excretie (%)

Renaal

Hepatisch

Alfentanil

-

0,4-1,0

90

90-110 min

Direct

100 (0,2% onver.)

-

Buprenorfine

50-70 oromuco-saal

90-100 i.m.

-

95

3-4 h

4-5 min i.v. / 30-60 min i.m.
2,5 h

15-27

68-71

Codeïne

60 oraal/ rectaal

3,5

7-25

3-4 h

1-2 h

>95 (5-17% onver.)

-

Dextromethorfan

 

 

 

2-4 h (45 uur bij CYP2D6 PM)

1,5-2,5 h

 

 

Dextromoramide

-

-

-

-

-

-

-

Dextropropoxyfeen

Goede orale absorptie

-

-

12-15 h / 25-40 h norprop.

-

 100

-

Fentanyl

90 transder.; 25 oraal / oromuco-saal

4,0

85

2-4 h

<30 min i.m.

85 (6% onver.)

 

Heroïne

-

25

40

60-90 min /
2-3  h M3G

10 min i.m.

(0,1 onver.)

 

Hydromorfon

32 oraal

1,2

-

1,5-4 h

1,5-2 h oraal
0,5-1 h i.m.

vnl. renaal (6 onver.)

-

Methadon

Goede orale absorptie

-

90

13-47 h

4 h oraal;
1-2 s.c./ i.m.

40

10-45

Morfine

25-40 oraal;
rectaal enigszins hoger

3-4

34-37,5

1,9-2,6 h;

Overdosis (2500 mg CR): 22 h /
31-33 h M3G, M6G

<1 h i.m./s.c.

90 (8,5-12 onver.)

7-10

Nalbufine

6-20 oraal

2,9-14,4

-

2-7,5 h

2-3 min i.v.;

0,5 h i.m.

vnl. renaal

-

Nicomorfine

-

-

-

-

Direct na i.v.;
10-15 min i.m.;
20-30 min rect.

-

-

Oxycodon

-

-

40

2-3 h;
4-8 h bij CR

1,5 h oraal

33-61 (13-19% onver.)

-

Pentazocine

<20

 

60

2-3 h

1-3 h oraal / rectaal;
15-30 min i.v.

vnl. renaal (5-23% onver.)

Deel via gal

Pethidine

50-60

-

60

2-4 h / 15-20 norpeth.

1-2 h oraal;
30-50 min i.m. / s.c.

vnl. renaal

-

Piritramide

-

-

-

2-12 h

15 min i.m.

-

vnl.  via feces

Remifentanil

 

-

0,35

70

3–10 min

Direct na IV

Vnl. Renaal

 

 

Sufentanil

-

2,9

92,5

2,5 h

<10 min epiduraal

vnl. renaal

-

Tapentadol

 

 

32% door groot first-pass-effect

7,7

20

omhulde tablet: 4h;
retardtablet: 5–6h

omhulde tablet: 1,25h, ca. 3h na voedsel; retardtablet: 3–6h

Vnl. renaal

(3% onveranderd)

 

Tramadol

60-95

2,6-2,9

20

6 h;

16 h CR

1 h oraal;
3 h rect.

vnl. renaal

-

Klinisch beeld

De belangrijkste effecten die optreden bij een opioïdintoxicatie zijn onder te verdelen in effecten op verschillende orgaansystemen (zie Tabel V).

 

Tabel V: Indeling fysiologische effecten opioïdintoxicatie op orgaansysteem (5)

Centraal zenuwstelsel

Respiratoir

Cardiovasculair

Gastro-intestinaal

  • Analgesie
  • Sedatie (verminderd bewustzijn tot coma)
  • Misselijkheid en braken
  • Miosis (pinpoint pupillen)
  • Dysforie
  • Hypothermie
  • Urineretentie
  • Hyporeflexie
  • Ademhalingsdepressie of onregelmatig ademhalingspatroon (Evt i.a.v. longoedeem)
  • Bradycardie
  • Hypotensie

 

  • Obstipatie

 

Tabel VI Aandachtspunten van specifieke opioïden (10)

Buprenorfine

Partiële opioïdagonist, kan onttrekking veroorzaken bij chronische gebruikers

Dextromethorfan

Serotonine syndroom

Fentanyl

Zeer kortwerkend

Hydrocodon

Vaak in combinatie met paracetamol

Pethidine

Insulten, serotonine syndroom (i.c.m. andere middelen, zie blz. 6)

Methadon

Zeer langwerkend, QTc-verlenging, torsade de pointes

Oxycodon

Vaak gecombineerd met paracetamol, mogelijk QTc-interval verlenging

Tramadol

Insulten

Indien miosis afwezig is, wil dit niet zeggen dat een opioïdintoxicatie uitgesloten is. Gebruikers van pethidine kunnen zich presenteren met normale pupillen, alsmede de inname van andere middelen (sympathomimetica of anticholinergica) kunnen ervoor zorgen dat de pupillen normaal of groot zijn (10). Daarnaast kunnen verwardheid, hoofdpijn, spierspasmen en jeuk voorkomen. Bij kinderen kunnen tevens convulsies ontstaan.

Differentiaaldiagnose

Metabole veranderingen zoals hypoglycemie, hyponatriëmie, hypernatriëmie, hypercalciëmie, hypoxie, hypothermie en hypothyreoïdie.

Geneesmiddelen zoals antidepressiva, anti-epileptica, CO, cholinergica, fenothiazine, clonidine, tetrahydrozoline en andere imidazoolderivaten kunnen ook coma, miosis en ademhalingsdepressie veroorzaken.

Pinpoints: opiaten of organofosfaten, thiocarbamaten en ander parasympathicomimetica.

Patiënten met een clonidine of valproaat intoxicatie kunnen soms reageren op naloxon, maar meestal minder goed en minder snel dan bij een opioïdintoxicatie (4).

Bloedspiegelbepaling

Indien het gebruik/misbruik van opioïden kwalitatief dient te worden vastgesteld, is een immunoassay mogelijk. Wanneer tevens de kwantiteit van het betreffende middel vastgesteld dient te worden, zijn chromatografische methoden (GC/MS, HPLC/UV, HPLC/MS) noodzakelijk. Men dient zich bij de interpretatie van de urinespiegels te realiseren, dat urine een afgeleid compartiment is (afhankelijk van o.a. metabolisme en vochtinname), zodat er geen eenduidige relatie bestaat tussen de gevonden concentratie en de ingenomen hoeveelheid van het betreffende middel (7).

Benodigd voor het kwalitatief bepalen van opioïden:

Medium       :  urine/bloed

Methode      :  immuno-assay, bevestiging en differentiatie met chromatografie en evt. massadetectie

 

Benodigd voor het kwantitatief bepalen van opioïden:

Medium       :  bloed

Methode      :  HPLC/UV, HPLC/MS; in serum ook immunoassay semikwantitatief

 

Het is zinvol in de urine een totale DOA (drugs of abuse)-screening en alcohol bepaling uit te voeren.

Overige diagnostiek

  • Toediening naloxon: volwassenen 0,1 - 2 mg i.v. Zo nodig herhalen met intervallen van 2-3 min, met een maximum van 10 mg. Als i.v. niet mogelijk is, kan 0,1 -2 mg i.m. gegeven worden. Als 10 mg geen significante verbetering geeft wijst dit op een andere oorzaak voor de ademhalingsdepressie (2).
  • Bloedgasanalyse ter evaluatie bij hypoventilatie (respiratoire acidose).
  • Denk aan bepaling van nierfunctie, elektrolyten, glucose (hypoglycemie kan lijken op een intoxicatie) en een CK bij langdurige immobilisaite (rabdomyolyse).
  • Maak een 12-afleidingen ecg (co-gebruik van bv. cocaïne, QTc-verlenging).
  • Op indicatie een x-thorax (aanhoudende hypoxie, aspiratiepneumonie).
  • Urinescreening (kwalitatieve immuno-assay) met name als je denkt aan co-gebruik van een stimulator (bv. cocaïne), indien negatief kan je dit meer zekerheid geven over het toedienen van naloxon.

Therapie

Therapie

Na orale inname (1):

  • Herhaald laxeren i.v.m. stilleggen darmperistaltiek door opioïden. Door piloruscontractie kan maagspoelen langer zinvol zijn.
  • Convulsies en “woeste patiënten”, zeker na naloxon, preventief voorkomen met diazepam.

 

Toediening antidotum naloxon (1;2;5;9):

  • Naloxon gaat de coma en ademhalingsdepressie tegen bij alle opioïden. Pas op voor een acute onttrekking (cold turkey). Dus voorzichtig doseren, de patiënt hoeft niet helemaal bij zijn positieven te komen, een adequate ademhaling is voldoende.
  • Gedurende toediening van bolussen naloxon denken aan de werkingsduur. De intoxicatie met opioïden kan zorgen voor terugkeer van de intoxicatie nadat eerder respons op naloxon is geconstateerd: z.n. iedere 20-60 min herhalen. Dit geldt vooral door een intoxicatie met methadon (heeft tot 24-36 uur effect).
  • Kinderen en pasgeborenen begindosering 0,005-0,01 mg/kg lichaamsgewicht. In specifieke gevallen kan de dosering bij kinderen oplopen tot 0,4 mg/kg lichaamsgewicht.
  • Initiële dosering bij volwassenen die een spontane ademhaling hebben is 0,1 mg. Indien de gewenste graad van antagonisme en verbetering in ademhalingsfunctie niet direct na de toediening van naloxon wordt bereikt, kan 0,1 mg iedere 2 min. worden herhaald (2) met een maximum van 10 mg.
  • Patiënten met apneus moeten initieel een hogere dosering van naloxon krijgen (0,2-1 mg). Patiënten met een cardiale/respiratoire arrest moeten minimaal 2 mg naloxon krijgen (10).
  • Patiënten dienen op de kap beademd te worden of te worden geïntubeerd indien er sprake is van apneus of een zeer lage ademhalingsfrequentie of een zeer oppervlakkige ademhaling. Dit ook in het kader van het verminderen op het risico op acute lung injury (ALI) (10).
  • Naloxon bij voorkeur toedienen via i.v. injectie of infuus. Alleen i.m. injecteren als i.v. toediening niet mogelijk is; het effect treedt na i.m. toediening later in, houdt langer aan en de benodigde dosis is hoger (i.m. dosis individueel vaststellen) (2).
  • Denk aan de monitoring van bloedgassen met name bij toediening van zuurstof wegens het risico op toename van de respiratoire acidose en hypercapnie.
  • Indien geen respons na herhaalde toediening naloxon i.v.: heroverweeg diagnose.
  • Buprenorfine-intoxicatie: >10 mg naloxon i.v. kan nodig zijn.
  • Bij intoxicatie in aanwezigheid van opioïdverslaving: initiële dosering 0,1-0,2 mg naloxon i.v., geleidelijk verhogen op geleide van effect.
  • Naloxon kan aanwezige convulsies moeilijk antagoneren, hiervoor dienen benzodiazepinen (m.n. diazepam) te worden gegeven.
  • Naltrexon is ook een zuivere opioïd antagonist, maar wordt niet als antidotum gegeven vanwege het risico op een acuut onthoudingssyndroom, dat tot 48 uur kan aanhouden. Kenmerken van het onthoudingssyndroom zijn transpiratie, tranende ogen, gapen, diarree, misselijkheid en braakneigingen, krampen, gewrichtspijn, angst, rusteloosheid en slapeloosheid. Het onthoudingssyndroom veroorzaakt door naloxon duurt minder lang.  Naltrexon kan worden toegepast als aanvullende therapie bij de behandeling van ontwende opioïdafhankelijke patiënten.
  • Als een heroïne-cocaïne combinatie is ingenomen geen naloxon toedienen. Het optreden van een acuut onttrekkingssyndroom in de aanwezigheid van cocaïne kan tot levensbedreigende complicaties (longoedeem, acuut myocard infarct, convulsies) aanleiding geven.

Voorts dienen de vitale functies tijdens de behandeling te worden gemonitord. De behandeling van eventuele complicaties is symptomatisch (1).

Cave: bij methadonintoxacatie vallen de meeste doden tijdens hun slaap.

Combinatie van een irreversibele MAO-remmer of een SSRI met een serotonerg opioïd zoals pethidine, tramadol of dextromethorfan kan resulteren in een serotonine syndroom.

 

Body packing

Een bolletjesslikker (‘body packer’) is iemand die drugs, met name heroïne of cocaïne, verpakt in rubber of plastic, in zijn of haar lichaam vervoert om te smokkelen. Bij bolletjesslikkers kunnen zich klachten voordoen door intestinale obstructie of perforatie door de bolletjes; ook kunnen zij systemische intoxicatieverschijnselen krijgen door vrijkomen van de drugs: body-packersyndroom. Indien de inhoud van één of meer bolletjes vrijkomt, leidt dit tot een systemische cocaïne- of heroïne-intoxicatie. Ieder afzonderlijk bolletje bevat ongeveer 8-10 g cocaïne of heroïne, een hoeveelheid die bij vrijkomen in het lichaam zonder behandeling de dood tot gevolg zal hebben (11).

 

Diagnostiek (bij bolletjes slikken)

  • Conventionele blanco x-BOZ (buikoverzichtsfoto): de sensitiviteit van de blanco buikoverzichtsfoto bedraagt 85-90% (12).
  • Het percentage fout-negatieve buikoverzichtsfoto's is relatief hoog, onder andere door nieuwe verpakkingsmethoden of overprojectie van feces.
  • Bij een negatieve x-BOZ maar sterke verdenking body packing syndroom: CT abdomen met oraal contrast. Deze heeft een hogere sensitiviteit en kan eventuele complicaties opsporen (zoals obstructie of perforatie) (11).
  • De lokalisatie en het aantal bolletjes kunnen met een CT-scan nauwkeuriger worden vastgesteld en dit zal leiden tot een betere keuze van de locatie van de enterotomie of de enterotomieën (11).
  • Hoewel bariumcontrast een laag percentage fout-negatieve en -positieve waarden heeft (namelijk 4%), wordt dit weinig toegepast (11).
  • Naast de radiologische diagnostiek kan de urine worden onderzocht op de aanwezigheid van cocaïne of heroïne. Een hoge concentratie van één van beide stoffen in de urine is een aanwijzing voor een ruptuur van de bolletjes. De verhoogde concentratie kan ook het gevolg zijn van lekkage door semipermeabiliteit van de verpakking en door eigen gebruik van de patiënt (11).

 

Therapie (bij bolletjes slikken)

  • Bij intoxicatie verschijnselen dient de patiënt tevens te worden behandeld als een “normale” heroïne intoxicatie (4).
  • Conservatieve behandeling van patiënten zonder tekenen van perforatie of intoxicatieverschijnselen heeft meestal succes (80-95%) en bestaat uit een gastro-intestinale decontaminatie door middel van actievekoolpreparaten of orale laxantia met polyethyleenglycol-elektrolytmiddelen (PEG oplossing) (10-11).
  • Lavement met laxantia op oliebasis is in het verleden wel aanbevolen, maar wordt tegenwoordig afgeraden omdat hierdoor het verpakkingsmateriaal kan oplossen, waardoor de ruptuurkans groter wordt (11).
  • Uit één onderzoek blijkt dat het gebruik van motiliteitsbevorderende middelen succesvol is (11).
  • Het endoscopisch verwijderen van de bolletjes is beschreven, maar wordt ontraden vanwege het risico op ruptuur tijdens de ingreep (11).
  • Bij ongeveer 5-20% van de patiënten heeft conservatieve behandeling geen succes (percentage operaties varieert sterk in de literatuur, tussen 2-49%). Perforatie van maag, darm of oesofagus, een persisterende ileus, het niet vorderen van een conservatieve behandeling en intoxicatie zijn algemeen aanvaarde operatie-indicaties (11).
  • Bij de operatie worden één of meer enterotomieën verricht, afhankelijk van de lokalisatie van de bolletjes, waarna de inhoud van het maag-darmkanaal naar de enterotomiewond (figuur 4) of naar de anus gemanoeuvreerd kan worden (11).
  • Postoperatief kan men een radiologische controle verrichten, aangezien men bolletjes kan missen tijdens de intraoperatieve evaluatie (11).

Auteurs

S.N. Bouwman, F.E.R.M. Schreurs

G.H.H. Knarren (4e revisie, april 2015)

Literatuur

  1. Meulenbelt J, De Vries I, Joore JCA. Behandeling van acute vergiftigingen, praktische richtlijnen. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, 1996.
  2. CVZ/CFH. Farmacotherapeutisch Kompas. Amstelveen: CVZ, 2015.
  3. Opiates or opioids? Lancet 1983; 1(8326 Pt 1):687.
  4. Viccellio P. Handbook of medical toxicology. Boston: Little, Brown and co., 1993.
  5. Ellenhorn MJ. Ellenhorn's medical toxicology. 2 ed. Baltimore: Williams & Wilkins, 1997.
  6. Hardman JG, Limbird LE. Goodman & Gilman's The pharmacological basis of therapeutics. 9 ed. New York: McGraw-Hill, 1996.
  7. CVZ/CAD. Diagnostisch Kompas. Amstelveen: CVZ, 2003.
  8. http://www.drugbase.com. Geraadpleegd op 9 februari 2005.
  9. Micromedex. Geraadpleegd op 9 februari 2005.
  10. Uptodate ‘Acute opioid intoxication in adults’ Jan 2015
  11. Henebiens M, Van Geloven A.A.W. en Gouma D.J. Diagnostiek en behandeling bij ‘body-packer’-syndroom. Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:1868-73.
  12. Traub S.J. et al. Body Packing — The Internal Concealment of Illicit Drugs. N Engl J Med 2003;349:2519-26.

Bijlagen

Geen bijlagen.

Revisie

2e versie (okt 2007): toegevoegd aan therapie - Toediening antidotum naloxon: laatste bullet:

“Als een heroine-cocaine combinatie….”

3e revisie (jan 2010): dextromethorfan toegevoegd, enkele spelfouten verbeterd.

4e revisie (april 2015): remifentanil, tapentadol toegevoegd als nieuw verkrijgbare middelen, uitbreiding onder diagnostiek (tabel aandachtspunten, bloedgas, ecg, x-thorax, lab), therapie: dosering naloxon aangepast, kopje body packing uitgebreid.


Copyright ©2021 Toxicologie.org | Disclaimer